In deze serie artikelen gaan we in op de woonwensen van ouderen. We kijken in dit artikel naar de verhuisgeneigdheid van ouderen. Willen ouderen verhuizen of blijven ze juist liever in de eigen woning? Vervolgartikelen staan in het teken van de woonwensen van ouderen. We spreken de wensen wat betreft de woning, en de woonsituatie en -omgeving. Het laatste artikel in deze serie staat in het teken van de vergelijking tussen deze wensen en de werkelijke situatie van ouderen. Hierbij worden ook aanbevelingen gegeven aan de betrokken instanties.
Over het algemeen kan gesteld worden dat ouderen het liefst zo lang mogelijk thuis blijven wonen en er maar weinig ouderen geneigd zijn om te verhuizen. Zo verhuisde in 2010 slechts 4% van de mensen tussen de 65 en 85 jaar. Verreweg de meeste ouderen willen absoluut niet verhuizen. En naarmate zij ouder worden, neemt de wens om in de eigen woning te blijven wonen verder toe. Van de ouderen tot 65 jaar wil zo’n driekwart in de huidige woning blijven. Terwijl dat bij de 75-plussers zo’n 85% is.
Er zijn meerdere redenen aan te wijzen voor het feit dat ouderen weinig verhuisgeneigd zijn. Zo is de tevredenheid met het eigen huis, de omgeving en de voorzieningen van groot belang. Over het algemeen vormen de schoonheid van de buurt, toegang tot een groen gebied, een goed onderhouden woning en een goede luchtkwaliteit een belangrijke basis voor de algemene tevredenheid. Daarnaast zou verhuizen onder meer betekenen dat zij de bestaande sociale contacten op moeten geven. Dit speelt vooral een grote rol in kleine dorpen. Daar verhuizen mensen alleen wanneer zij behoefte krijgen aan meer voorzieningen op een kortere afstand.
Daarnaast heerst er ook een taboe op verhuizen, aangezien dit voor senioren overkomt als een verlies aan vitaliteit. Een andere remmende factor om te verhuizen, is de aanwezigheid van een partner. Men kan immers op elkaar terugvallen, ook al is de woning niet optimaal geschikt. Daarnaast hebben veel ouderen ook reserveringen ten opzichte van verzorgingshuizen, waar ze onder meer vrezen voor verlies van privacy.
Veelal spelen financiën een grote rol in de beperkte verhuisgeneigdheid van ouderen. Niet alleen hebben ouderen angst voor dubbele woonlasten, maar tevens vinden maar weinig senioren het vanzelfsprekend om hun in het huis opgebouwde vermogen in te zetten voor het betalen van (hogere) huur. Een andere belemmering voor deze oudere groep huiseigenaren vormen de ideeën over de nalatenschap. Omdat zij door het interen op het vermogen minder erfenis kunnen nalaten, zijn zij terughoudend om het huis te verkopen. Dit wordt versterkt doordat ouderen relatief minder inzicht hebben in hun financiële mogelijkheden en daarom bepaalde woonoplossingen niet zien.
Sowieso hebben ouderen met een eigen woning minder de neiging om te verhuizen. Deze woningen hebben over het algemeen een betere kwaliteit dan huurwoningen en de bewoners zijn meer gehecht aan hun woning. Daarnaast stellen veel ouderen, door de grootte van hun woning en de eigen zeggenschap hierover, dat, als het nodig is, de woning aangepast kan worden. In de groep medioren is hierin een mentaliteitsomslag te zien. Velen van hen zien dat hun kinderen het goed hebben. Zij hebben dan ook minder moeite met de gedachte om opgebouwd vermogen uit het eigen huis ook zelf weer op te souperen, zeker aangezien zij er comfort, gemak en zekerheid voor terugkopen.
Het verhuisgedrag van senioren is sterk aan het veranderen: nu in bijna elke woning een traplift kan worden geplaatst en thuiszorgorganisaties erin geslaagd zijn meer intensieve verzorging en verpleging thuis aan te bieden, is verhuizing vanwege gezondheidsreden minder vaak nodig. Verder zien ouderen er tegenop om hun huidige woning in de oude staat terug moeten brengen en is de keuze in woningen naar hun smaak te beperkt, zo stellen zij dat er te snel naar sociale huur (gekoppeld aan een zorginstelling) gewezen wordt. Sowieso voelt verhuizen voor veel ouderen als inleveren op zaken als ruimte, vrijheid, tuin en geld. De meesten associëren verhuizen niet met een volgende stap in hun wooncarrière, waarbij de nieuwe woning beter gaat aansluiten op hun behoeften aan comfort en gemak.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Zo’n 30% van de ouderen zegt na te denken over verhuizen. Voor veel van hen is de urgentie echter niet zo hoog. Zo geeft de meerderheid aan een termijn van vijf jaar in gedachten hebben en stelt een derde dat ze graag binnen 1-3 jaar willen verhuizen. Een tiende van de ouderen geeft aan zo spoedig mogelijk te willen verhuizen. Eén op de vijf (toekomstige) ouderen wil verhuizen naar een andere woning als zij meer zorg nodig hebben.
Senioren verhuizen het meest wanneer ze de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, aangezien men dan niet meer gebonden is aan de werkplek. Een meerderheid van de zelfstandig wonende ouderen is minimaal één keer na het 55ste levensjaar verhuisd. Dit gebeurt dan veelal over korte afstand. Het liefst binnen de vertrouwde woonomgeving. De oudere van de toekomst zal meer verhuisbewegingen hebben gemaakt, daardoor waarschijnlijk minder gebonden zijn aan de omgeving, en zodoende meer verhuisgeneigd zijn.
Kenmerkend voor de meeste verhuisplannen van ouderen in het algemeen is echter dat de kans dat men ook daadwerkelijk gaat verhuizen gering is. Dit wordt onder andere veroorzaakt door onvolledige informatie over het woningaanbod, gehechtheid aan de huidige woonbuurt, gebrek aan kennis over de werking van de woonruimteverdeling en de woningmarkt. Verder spelen fysieke beperkingen bij het organiseren van verhuizingen een rol. Net als psychische drempels, het verliezen van de sociale woonomgeving en institutionele belemmeringen.
Daarnaast wil het feit dat men regelmatig aan verhuizen denkt niet zeggen dat men ook actief aan het zoeken is. Het ‘denken aan verhuizen’ en het ‘weinig zoeken’ zijn te rijmen wanneer men bijvoorbeeld het idee heeft dat de gewenste woningen ‘er toch niet zijn’. Een kwart van de verhuisgeneigden geeft aan dat zij eerst de huidige koopwoning willen verkopen, een vijfde vindt het aanbod niet geschikt, en een vijfde geeft aan vrij kritisch te zijn en het daarom even duurt voordat een goede woning is gevonden.
Ouderen met een hoge opleiding overwegen vaker om te verhuizen. Ze oriënteren zich meer op een toekomstige woning, maar zijn minder geïnteresseerd in woningen die speciaal voor hen bestemd zijn. Daarnaast blijkt dat alleenstaanden vaker verhuisgeneigd zijn. In een dorp is de omgeving (gebrek aan voorzieningen) een belangrijkere factor in het nadenken over verhuizen dan de woning an sich. Stedelingen hebben daarentegen vaker voldoende toegang tot voorzieningen en openbaar vervoer en zien de (ongeschiktheid van de) woning meer als verhuisreden.
Iedere levensfase kent verschillende verhuismotieven. Vanaf het 55ste levensjaar kan er een heroriëntatie komen op het wonen omdat de kinderen het huis verlaten. In de periode 65-75 jaar heeft men meer tijd en wordt het mogelijk de ideale woonomgeving te kiezen zonder rekening te hoeven houden met de werklocatie. Vaak speelt de nabijheid van de kinderen en kleinkinderen wel een rol bij de locatiekeuze. Vanaf 75 tot 80 jaar gaan fysieke beperkingen vaker een rol spelen en wordt de aanwezigheid van zorgvoorzieningen belangrijker bij de keuze van de woning.
Over het algemeen zijn belangrijke motieven om te verhuizen: de gezondheid in combinatie met een minder toegankelijke of geschikte woning. En daarnaast, als belangrijkste motief, onvrede met de sociale kwaliteiten van de buurt. Zo zijn ouderen vaker bang om lastig gevallen of beroofd te worden. En stelt men dat buurtbewoners elkaar nauwelijks kennen. Indirect speelt inkomen hier een rol in, aangezien het vooral om ouderen in goedkope huurwijken gaat.
Als ouderen verhuisgeneigd zijn, verkiest twee derde een huurwoning en een derde een koopwoning. Het merendeel van de groep die een huurwoning verkiest, verhuist naar een woning van een corporatie. Tenzij men vanwege een te hoog inkomen aangewezen is op huurwoningen in de vrije sector. De groep senioren die naar een koopwoning verhuist, bestaat vooral uit ouderen van 55-64 jaar. Boven deze leeftijd is dit nog ongeveer een vijfde van de verhuizingen. Naarmate men ouder wordt, valt de keuze ook steeds vaker op een serviceflat of aanleunwoning. Vanaf 75 jaar wenst ongeveer een derde ouderenhuisvesting met enige vorm van dienstverlening.
Wanneer ouderen verhuizen, houden ze vaak rekening met de toegankelijkheid van de nieuwe woning. Zo is twee derde van de verhuisgeneigden op zoek naar een nultredenwoning. Dit betekent echter niet dat die woning ook speciaal voor ouderen bestemd moet zijn. Vooral jongere ouderen willen wel een nultredenwoning, maar nog niet geassocieerd worden met een seniorenlabel. De meeste ouderen verhuizen naar een appartement met lift. Veelal heeft deze woonvorm ook hun voorkeur. Maar de trend duidt ook op een gebrek in aanbod van grondgebonden woningen. Andere keuzecriteria betreffen onder meer de snelheid van beschikbaarheid, de grootte en de nabijheid van voorzieningen.
Dit artikel is onderdeel van een serie.
Lees meer:
Deel 1 – Hoe wonen ouderen – de woonwerkelijkheid van ouderen
Deel 3 – De ideale ouderenwoning – verschillen tussen groepen
Deel 4 – Woonwensen van ouderen – de woning, situatie en omgeving
Deel 5 – Een woning voor ouderen – verschil woonwerkelijkheid en woonwensen
Infographic – De woonsituatie en woonwensen van ouderen
Bronnen – Bronnen 3Bplus artikelen woonwensen